John Lennon over God, Hitler en Beatles

John Lennon (1940-1980)

Morgen word ik vijftig, op de dag na de 41e sterfdag van een van ‘s werelds meest markante musici. Er gaat geen jaar voorbij dat ik niet stilsta bij de moord op John Lennon (1940-1980). Inmiddels langer dood dan hij leefde. Een unieke componist, artiest en levenskunstenaar. Eigenzinnig en controversieel. Daarom nu een ode aan zijn misschien wel meest indringende compositie, waarin hij kritiek op religie en zijn vertrek uit The Beatles bezingt.

Heel af en toe hoor je nummers die binnenkomen als een mokerslag. Als een aardbeving. Als kortsluiting in je brein. Als ontwrichting van een heilige waarheid. John Lennon schreef zo’n nummer, nee, hij schreef het meest ontwrichtende nummer ooit. Over God, met wie hij zijn leven lang ruzie had. Maar ook over The Beatles: de band die hem groot maakte, maar die hij met dit nummer eigenhandig ten grave droeg. Pijnlijk prachtig.

Op 11 december 1970 bracht Lennon voor het eerst een soloalbum uit, getiteld ‘John Lennon/Plastic Ono Band’. Dat was ruim een half jaar na de break-up van The Beatles. Het expressieve, emotionele album kon niet anders worden gezien dan als een verwerking van die breuk. Sterker nog: Lennon en zijn vrouw Yoko Ono waren vlak na het uiteenvallen van The Beatles in het vliegtuig naar Los Angeles gestapt voor een Primal Scream-therapie bij specialist Arthur Janov. Die schreeuwtherapie is onmiskenbaar terug te horen op ‘Plastic Ono Band’, met name in de liedjes over de getroebleerde relatie met zijn moeder. Maar zeker ook in het nummer ‘God’.

Het concept God

Religie was een thema dat veel langskwam in de gesprekken met Janov. De therapeut zou later zeggen dat Lennon toen tot de conclusie kwam waarmee het nummer aftrapt: “God is a concept by which we measure our pain.” Een harde en cynische constatering, die niet los kan worden gezien van de ophef die in 1966 ontstond toen Lennon zich in een interview liet ontvallen dat The Beatles populairder zijn dan Jezus. Maar daar laat Lennon het niet bij.

Het nummer ‘God’ bestaat feitelijk uit drie delen, een werkwijze die Lennon ook samen met Paul McCartney hanteerde in The Beatles, getuige gelaagde glimmertjes als ‘Happiness is a Warm Gun’ en ‘A Day in the Life’. Na deel een (over het concept God) volgt een tweede deel waarin Lennon een aantal fenomenen opsomt waar hij niet in gelooft, waaronder de Bijbel, tarot, Hitler, (wederom) Jezus, Boeddha, mantra, yoga, Elvis, Bob Dylan en, jawel, na een dramatische stilte: The Beatles. Nee, Lennon gelooft alleen in zichzelf en zijn vrouw Yoko. “That’s reality.” Daarmee voedde hij ook de framing dat de neergang van de grootste band op aarde was veroorzaakt door de nieuwe liefde van Lennon.

The dream is over

“I don’t believe in Beatles, I just believe in me.” Dit laatste statement komt keihard binnen. Lennon is definitief klaar met The Beatles. Die boodschap krijgt een melodieus slotakkoord in het derde deel van dit nummer, waarin hij verwijst naar oude bijnamen (Dream Weaver, The Walrus), waarna hij benadrukt nu gewoon John te zijn.

“I was the dream weaver, but now I’m reborn
I was the Walrus, but now I’m John
And so dear friends, you just have to carry on
The dream is over”

De droom is voorbij. Een dramatische zin, die tien jaar later na zijn gewelddadige dood in New York oneindig zou worden aangehaald. Het gaat hier natuurlijk niet louter om het einde van The Beatles, maar echt een einde van een tijdperk. Het einde van de hippie-jaren zestig, zou je kunnen zeggen. Een nieuwe tijd is aangebroken. Voor Lennon, voor The Beatles, voor iedereen. En over de rol van religie in die nieuwe tijd zou Lennon zeggen: “If there is a God, we’re all it.”

Jeroen Mirck schreef deze ode aan John Lennon oorspronkelijk voor muziekblog Ondergewaardeerde Liedjes

Tags: , , ,

Leave a Reply