Feiten en fictie van Rumsfeld en Cronenberg

videodrome

Feiten zijn soms vreemder dan fictie. Dat merkte ik na twee elkaar snel opvolgende media-ervaringen. Zondag zag ik de fenomenale expositie van cult-regisseur David Cronenberg in filmmuseum Eye, maandag gevolgd door ‘The Unknown Known’, een door de VPRO uitgezonden documentaire van Errol Morris over de gewetenloze Defensie-minister Donald Rumsfeld. Daar waar Cronenberg mijn maag deed omkeren met monsterlijke special effects, werd ik pas echt misselijk van de opportunistische manier waarop Rumsfeld feiten en fictie over de oorlog in Irak moedwillig verdraaide.

Daar waar Cronenberg een beeldkunstenaar is, geldt Rumsfeld als een onnavolgbare woordkunstenaar. In de decennia dat hij de Amerikaanse publieke zaak diende, nam hij tienduizenden memo’s op met zijn dictafoon. Al die uitgetikte memo’s (‘snowflakes’) zijn gearchiveerd en tonen een bijkans psychologisch inkijkje in de denkwijze van de voormalig minister van Defensie onder de presidenten Gerald Ford en George W. Bush.

‘The Unknown Known’

Met draaiende camera besprak documentaire-maker Errol Morris veel van die memo’s met Rumsfeld close-up in beeld. Ze gaan onder meer in om diens meest memorabele memo, die hij later zou parafraseren tijdens een persconferentie en die bijdroeg aan de titel van de docu:

“Reports that say that something hasn’t happened are always interesting to me, because as we know, there are known knowns; there are things that we know that we know. We also know there are known unknowns; that is to say we know there are some things we do not know. But there are also unknown unknowns, the ones we don’t know we don’t know.”

Wat nog ontbreekt in deze opsomming zijn de ‘unknown knowns’, zaken waarvan we niet beseffen dat we ze weten. Bij Rumsfeld is de scheiding tussen al deze kennis variabel. Zo verwijt hij aan de ene kant de inlichtingendiensten dat ze Pearl Harbor en 9/11 niet zagen aankomen, terwijl die scenario’s voor aanvallen op eigen terrein zonder meer denkbaar waren – als je de juiste richting op denkt. Kortom: ‘unknown knowns’.

Aan de andere kant zorgde zijn tunnelvisie aangaande het willen verdrijven van Saddam Hoessein ervoor dat hij zonder een enkele snipper bewijs durfde te stellen dat er massavernietigingswapens in Irak waren. Hij kende Saddam immers als een leugenaar, dus moest het wel zo zijn dat hij ook nu loog. Een ‘known unknown’ dus. Het leverde een andere enigmatische oneliner op: “The absence of evidence doesn’t mean the evidence of absence.”

Taal is oorlog

Rumsfeld vroeg veelvuldig de definities van woorden op bij zijn stafmedewerkers. Taal is immers een machtig wapen in oorlogstijd. Terroristen noemde hij geen soldaten, dus vielen ze niet onder het Geneefse verdrag voor krijgsgevangenen. Daar ‘danken’ we Guantanamo Bay aan. Nog zoiets: een invasie heel eufemistisch ‘Enduring Freedom’ noemen. En wat te denken van de term ‘collaretal damage’ – je zou bijna vergeten dat het om burgerslachtoffers gaat.

Het glasharde liegen van Rumsfeld over zaken die hij eerder letterlijk voor tv-camera’s had gezegd, is misschien wel het meest verbijsterende van ‘The Unknown Known’. De Republikeinse oud-minister toont ermee hoe genadeloos (oorlogs)politiek kan zijn. Zonder haviken als Rumsfeld, Bush en Cheney zou er een heel andere verstandhouding zijn geweest tussen de VS en het Midden-Oosten.

Videodrome

En David Cronenberg dan? Diens werk is zo excentriek dat je het gewoon met eigen ogen moet gaan zien. Feiten mogen dan soms vreemder zijn dan fictie, maar fictie is doorgaans wel mooier. Filmmuseum Eye laat je helemaal in de huid kruipen van de monsters en misfits die Cronenberg op het witte doek tot leven wist te wekken. De regisseur wisselt zijn obsessie voor plastisch excentrisme af met tijdloze mediakritiek.

In dat licht is de film Videodrome (1983) een aanrader. De uitwassen van televisie en media-manipulatie worden in het extreme doorgevoerd door de techniek letterlijk in de lijven van mensen te laten kruipen. Cronenberg was bevriend met media-criticus Marshall McLuhan, wiens visie in de rolprent wordt uitgedragen door het personage Brian O’Blivion. Het is allemaal heerlijk ‘over the top’, maar zet je aan tot nadenken over manipulatie via media – iets waar ook Donald Rumsfeld een meester in was.

Jeroen Mirck werkt als zelfstandig mediajournalist voor onder meer MarketingTribune.

Tags: , , , , , , , , , , , , , , ,

One Response to “Feiten en fictie van Rumsfeld en Cronenberg”

  1. Jeroen Mirck Says:

    “Videodrome is een cruciale film in mijn oeuvre”, zei David Kronenberg enkele weken geleden in een Skype-interview met Het Parool. “De films die ik eerder maakte, pasten allemaal in de horror- en SF-genres, maar Videodrome is een raar beest, dat nog met één been in die genres staat en met het andere erbuiten. Het is een belangrijke film, die een doorbraak in mijn creatieve ontwikkeling teweeg bracht.”

    Een profetische film? “Wij converseren via Skype, een soort Videodrome-moment. Ik ben echter geen profeet, maar een kunstenaar. Kunstenaars stellen zich open voor alles. Wij accepteren dat onze gevoeligheid soms pijn en wanhoop veroorzaakt, maar beseffen ook dat het een onontbeerlijk instrument voor onze kunst is. We pikken signalen op die anderen misschien niet zien.”

Leave a Reply