Andrée van Es, blijf van de stadsdelen af!

Andree-van-EsDe toekomst van de Amsterdamse stadsdelen ligt onder vuur. Komende donderdag debatteert een commissie van de gemeenteraad over het plan voor een nieuw politiek stelsel, ontwikkeld door GroenLinks-wethouder Andrée van Es. Daarin dreigen de stadsdelen machteloze bestuurscommissies te worden met slechts veertien leden, inclusief drie eveneens machteloze bestuurders. Voor deze ‘aanzienlijke machtsverschuiving van de deelraden naar het gemeentebestuur’ heeft Van Es echter geen enkel inhoudelijk argument, betogen de deelraadsleden Gerard Molewijk (BNW81) en Herman Mulder (D66) uit stadsdeel Nieuw-West. Zelf hebben ze 12 argumenten waarom het plan van Van Es een slecht idee is.

1. Namens het college van B&W stelt wethouder Van Es dat het wetsvoorstel inzake afschaffing deelgemeenten weliswaar de aanleiding is om de huidige stadsdelen politiek te ontmantelen, maar dat er ook nog andere ‘drijfveren’ zijn. Van Es zegt hiermee dus dat ook indien de Eerste Kamer het wetsvoorstel alsnog zou verwerpen, er bij Amsterdamse politici de wens blijft bestaan om de huidige deelraden aanzienlijk te kortwieken.

2. De opmerking over het bestaan van andere ‘drijfveren’ is merkwaardig omdat de huidige bestuurlijke inrichting met zeven stadsdelen en deelraden slechts twee jaar oud is en bij de invoering in 2010 nog als een grote verbetering is voorgesteld.

3. De opmerking over andere ‘drijfveren’ is bovendien ongeloofwaardig omdat die nergens worden opgesomd. Van Es noemt geen enkele serieuze reden om, los van Haagse voornemens, de bevoegdheden van de deelraden aanzienlijk te beperken. Een eventueel falen van deelraden of van het deelraadstelsel wordt ook nergens in het stuk vermeld.

4. De enige ‘drijfveer’ die wél wordt genoemd heet ‘bezuinigingen’, maar die opmerking kan niet serieus bedoeld zijn. Behalve dat het verwerpelijk is om het wel of niet laten bestaan van lokale democratie aan een hoog- of laagconjunctuur te koppelen, is nooit aangetoond dat opheffing of kortwieking van het deelraadstelsel geld oplevert. Ook Van Es doet dat niet. Zij gaat kennelijk uit van de verwachting dat gemeenteraadsleden het niet nodig zullen vinden dat deze onbewezen stelling met feiten wordt onderbouwd.

5. Voor de rest merkt Van Es op dat de Amsterdamse overheid in de toekomst betrokken moet zijn, krachtig moet optreden bij misstanden, zorgzaam moet zijn voor kwetsbaren, ruimte moeten laten voor initiatieven van bewoners en organisaties, een betere dienstverlening dichtbij burgers moet organiseren, en toegankelijk, aanspreekbaar en afrekenbaar moet zijn. Echter, nergens wordt aannemelijk gemaakt dat het huidige deelraadstelsel het ontstaan of voortbestaan van zo’n type overheid onmogelijk maakt of bemoeilijkt. Nergens wordt aannemelijk gemaakt dat zo’n prachtige overheid dichterbij komt als de deelraden politiek worden ontmanteld.

6. Van Es noemt het beoogde nieuwe stelsel ‘robuust en toekomstbestendig’. Wij distantiëren ons van deze inhoudsloze reclameleuze. Als alle politieke besluitvorming naar het stadhuis wordt verplaatst, zal de burger de overheid niet als robuust, maar eerder als afstandelijk en log gaan ervaren. En de genoemde toekomstbestendigheid is geen eigenschap van een bestuurlijk stelsel zoals Van Es meent, maar een uitvloeisel van politieke keuzen. Overigens, tot nu toe hebben Amsterdamse politici hun eigen stadsdeelstelsel kunstmatig instabiel gehouden, alleen al door herhaaldelijk met stadsdeel-grenzen te schuiven of zo’n verschuiving bespreekbaar te achten. Van Es’ leuze ‘robuust en toekomstbestendig’ betekent dus helemaal niets.

7. Volgens Van Es kunnen de stadsdeelraden als bestuurscommissies worden voortgezet, zij het met veel minder taken en bevoegdheden. De gemeenteraad en het college van B&W zouden aanzienlijk minder aan die commissies kunnen overdragen dan aan de huidige deelraden zodat het nieuwe stelsel onvermijdelijk flink van het bestaande zal gaan verschillen. In het stuk Binnengemeentelijke decentralisatie na afschaffing van de deelgemeenten en de deelgemeentebesturen van de Vrije Universiteit, een stuk dat Van Es zelf naar de gemeenteraad heeft gestuurd, lezen we echter iets anders. In dit stuk wordt uiteengezet dat bestuurscommissies en de huidige deelraden qua structuur en bevoegdheden juist wél veel op elkaar kunnen blijven lijken. Het heeft er dus alle schijn van dat Van Es de politieke keuze om de deelraden te ontmantelen geheel ten onrechte als juridisch onvermijdelijk voorstelt.

8. Verder wil Van Es dat de gemeenteraad nu besluit om ook in de toekomst verkiezingen voor de bestuurscommissies te houden, maar pas over enige maanden een besluit neemt over de concretisering van het lokale takenpakket, het pakket dus dat zij wil uithollen. Met andere woorden: over een paar maanden kan de Amsterdammer te horen krijgen dat er voortaan verkiezingen worden gehouden voor organen die voor het oog op volksvertegenwoordigingen lijken, maar die in werkelijkheid niet veel meer kunnen doen dan vrijblijvend praten en vrijblijvend adviseren.

9. De leden van deze commissies zullen oppervlakkig gezien op gekozen politici lijken, op volksvertegenwoordigers dus, terwijl ze behalve dat ze vrijblijvend mogen praten ook nog de taak krijgen om beleid van hogerhand te helpen uitvoeren. De commissieleden zullen dus niets meer politiek kunnen aansturen, maar worden feitelijk een soort gekozen ambtenaren.

10. Een van de voornaamste taken van de nieuwe commissies wordt verder omschreven als ‘de ogen en oren in de wijk’ – uiteraard ten behoeve van hen die wél besluiten nemen: de gemeenteraad en B&W. Van Es ziet de bestuurscommissies dus behalve als praat- en uitvoerorganen ook als doorgeefluiken.

11. Het maximum van 14 leden in de nieuwe bestuurscommissies betekent een zeer hoge, on-Nederlandse kiesdrempel. Van een vertegenwoordiging zoals wij die nu kennen in gemeenteraden, Provinciale Staten en de Tweede Kamer, gaan we dan in de bestuurscommissies naar een soort tweepartijenstelsel met hooguit wat piepkleine restfracties daaromheen. Dit plaatst de door Van Es genoemde en geroemde politieke legitimatie in een heel merkwaardig daglicht.

12. Een laatste punt: Van Es zegt de dienstverlening te willen verbeteren. Op dit moment loopt de ambtelijke dienstverlening van de raad voor de burger via de griffie, de ambtelijke dienst van de raad. De positie van deze ambtenaren en dus ook van hun dienstverlenende taken is in Van Es’ stuk niet uitgewerkt. Onverkwikkelijk voor een raadslid.

Samenvattend: Van Es’ stuk is een pleidooi voor een aanzienlijke machtsverschuiving van de deelraden naar het gemeentebestuur, een machtsverschuiving waarvan de noodzaak nergens serieus wordt beargumenteerd. Het stuk is bedoeld om politici en burgers bij de neus te nemen door in veertien kantjes met veel woorden te camoufleren dat de lokale democratie meer wordt uitgehold dan het kabinet met zijn nieuwe wet noodzakelijk maakt. Bovendien is veel in het stuk niet uitgewerkt. Het stuk is beslist niet robuust en toekomstbestendig.

We willen eindigen met een opmerking die door de Amerikaanse president Lincoln gemaakt zou zijn. “Je kunt iedereen een poosje voor de gek houden, je kunt sommigen zelfs altijd voor de gek houden, maar je kunt niet iedereen altijd maar voor de gek houden.”  U begrijpt het al, we zijn er erg benieuwd naar de reacties van de gemeenteraad op Van Es’ stuk.

Gerard Molewijk (BNW81) en Herman Mulder (D66)
Thema-avond ‘Toekomst stadsdelen’, 11 oktober 2012

Tags: , , , , , , , ,

5 Responses to “Andrée van Es, blijf van de stadsdelen af!”

  1. Edward Neering Says:

    Heren,

    Ik vind het voorstel voor de bestuurscie’s een zeer goed voorstel. Heb in drie stadsdelen gewerkt en alles van nabij gezien. Heb ook ervaring bij diverse centrale gemeentelijke diensten. Ben zelf lid van de PvdA. Ben voorstander van inspraak van burgers enz. Echter, de bestuurlijke praktijk van de stadsdelen in relatie tot het ambtelijk apparaat is volledig doorgeschoten, in de praktijk van de dag is het verstikkend. Ambtenaren lopen achter stadsdeelbestuurders aan als de rattenvanger van Hamelen in plaats dat ze achter de burger aanlopen. Daarnaast heeft iedere stadsdeelbestuurder weer zijn eigen politieke hobby’s. In de praktijk kost dat pakken met geld. Dus mijn advies. Vijf jaar alles centraal en de stadsdelen als ambtelijke uitvoeringsorganisaties. Over vijf jaar weer een vorm van bestuur invoeren zoals het in de jaren tachtig bedoeld was. Terug naar de stronk van de bloemkool, de basis. De rest van de bloemkool, de roosjes eraf snijden. Weer voor de burger werken, zijn vuilnis, zijn groen, zijn buurthuis, zijn paspoort, zijn vergunning en daarmee basta!

  2. Flip Dijkstra Says:

    Ik heb, net als Edward, ook de nodige ervaring opgedaan met stadsdelen. Ik heb drie bezwaren tegen stadsdelen:

    -Kwaliteit bestuurders. Er is nogal wat amateurisme. Het valt niet mee om goede mensen te vinden die het prettig vinden om de voortdurend afgezeken te worden door ‘Het Volk’.
    -Kwaliteit ambtenaren. Je versnippert je ambtenaren over de stad. Die zijn allemaal met hetzelfde bezig. Het kan niet anders of je hebt ook knoeiers er tussen zitten.
    -Kosten. Veel bestuurders en veel ambtenaren doen hetzelfde. Zonde van het geld.

  3. Jeroen Mirck Says:

    Beste Edward en Flip, dank voor jullie feedback. Er zullen altijd voor- en tegenstanders van het stadsdeelstelsel zijn, maar de eenzijdige kritiek op stadsdelen vind ik altijd merkwaardig. Het probleem is niet zozeer de structuur, maar de politiek en overheid zelf. De ambtenarij werkt altijd log, ongeacht hoe je dat organiseert. Daar de stadsdelen de schuld van geven is een vorm van blikvernauwing. Sterker nog: decentraal werkt juist efficiënter dan de door jullie bejubelde centralisatie (en bureaucratisering) van overheidsdiensten.

    De stadsdelen zijn in het recente verleden juist een zegen geweest voor de realisatie van lokale projecten. Voormalig PvdA-wethouder Michael van der Vlis zette een aantal succesvolle voorbeelden op een rij in zijn opiniestuk in Het Parool van 6 oktober. Zo konden NDSM-werf, Westergasterrein en de stadsvernieuwing in Noord en Nieuw-West nooit ontstaat zonder de inzet van stadsdelen. De Stopera zou deze randgebieden zelf nooit als speerpunt hebben aangewezen.

    Hier is Van der Vlis’ opiniestuk na te lezen:
    http://pinterest.com/pin/149885493819779253/

  4. Hans Says:

    Voor wat betreft punt 4: In juli verscheen een rapport van Berenschot waarin het volgende staat:

    “De kosten van ambtenaren in Amsterdam zijn veel groter dan in andere grote steden. Grote gemeenten hebben gemiddeld elf ambtenaren per duizend inwoners. In de hoofdstad zijn dat er negentien per duizend Amsterdammers.”

    En:

    “De lasten voor het hoge aantal ambtenaren in de stad zijn per inwoner 7.900 euro. Ter vergelijking: de gemeente Rotterdam is ruim 6.400 euro kwijt per inwoner en Den Haag en Utrecht ongeveer 4.400 euro.”

    Het lijkt mij toch heel moeilijk om in dit verschijnsel geen relatie te zien met de extra bestuurslaag die er is in Amsterdam? Ook in Rotterdam (deelgemeenten) zijn de kosten aanmerkelijk hoger dan in Utrecht en Den Haag zoals je ziet.

  5. Jeroen Mirck Says:

    @Hans: Ik ontken niet dat er veel ambtenaren zijn in Amsterdam, maar de vraag is waarmee je het vergelijkt. Zo wordt er ook beweerd dat Amsterdam te veel politici heeft, maar dat valt reuze mee: vergeleken met de provincie Zeeland (qua inwonertal is Amsterdam twee keer zo groot) heeft de hoofdstad drie keer zo weinig raadsleden en bestuurders. En wat de ambtenaren betreft mis ik de onderbouwing dat de overdaad zich in de stadsdelen bevindt: het dubbele werk kan evengoed in de Stopera plaatsvinden. Sterker nog: daar zitten hele bootladingen ambtenaren die zonder kennis van de lokale situatie beleid opstellen voor gebieden waar de stadsdeelambtenaren wél dagelijks doorheen lopen. En uiteindelijk is dat wat de burger wil: een bestuur ter plaatse, dat luistert naar lokale noden.

Leave a Reply